Ik ben de laatste tijd aan het retrolezen geslagen. Heerlijke bezigheid. Eindelijk die klassiekers lezen die ik nooit gelezen heb. Meestal moeten ze voor mij uit het magazijn gehaald worden.
De afgelopen weken was het de beurt aan
Onder professoren van W.F. Hermans. Ik was toevallig door een collega op dit boek opmerkzaam gemaakt en aangezien deze collega meestal goede tips heeft, en onze smaken redelijk overeenkomen, heb ik het maar eens aangevraagd. Ik zou zeggen: een regelrechte aanrader! Je treft het weinig meer aan, die prachtige subtiele humor waarvan het boek doorspekt is.
Het boek schijnt door Hermans uit wraak geschreven te zijn, omdat hij min of meer gedwongen ontslag had genomen bij de universiteit van Groningen, maar ook zonder dat gegeven leest het heerlijk weg.
De plot bestaat eruit dat ene professor Dingelam een Nobelprijs voor de scheikunde heeft gekregen. Die prijs kwam totaal onverwacht en werd met een telegram bij zijn buitenhuis bezorgd, net nadat hij weer eens vloekend en tierend wakker was geworden van de ellende die hij op de universiteit allemaal over zich heenkreeg: een directeur-hoogleraar (onterecht zijn meerdere, volgens hem en vele anderen) die hem constant dwars zat, de democratiseringsgolf, waardoor hij voor z'n gevoel alleen nog maar aan het vergaderen was met een stelletje nitwits die geen ene bal van zijn vak begrepen. En tijdens een van die vergaderingen was hij zijn mooie kamer aan de voorkant van het laboratorium ook nog eens kwijtgeraakt. 'Dat gelazer'! Het liefst zou hij direct ontslag genomen hebben. En op dat moment komt er dus een jongen op een fiets een telegram brengen met de mededeling dat hij de Nobelprijs voor de scheikunde gewonnen heeft. Eigenlijk weten professor Dingelam en zijn vrouw niet zo goed, wat ze er nou mee aanmoeten, met die prijs. Mevrouw Dingelam wil weten hoe groot het geldbedrag nou eigenlijk is, dat aan de prijs verbonden is. Al snel blijkt dat het niet genoeg zal zijn om te gaan rentenieren. Dingelam zal aan die vervloekte universiteit moeten blijven werken. Het nieuws wordt al snel bekendgemaakt op de radio. Een van de vrienden van professor Dingelam, een psychiater, komt hem, nadat hij het nieuws op de radio gehoord heeft, als eerste feliciteren. De psychiater speelt een grappige rol in het verhaal, omdat er door de fragmenten die uit zijn dagboek worden gepresenteerd van veel collega's (hij heeft er heel wat in behandeling) nogal dubieuze feiten aan het licht komen. De eerste is meteen al flink raak. Een collega-professor, schijnt behoorlijk fout geweest in de oorlog. Hij heeft een vervelende tic aan zijn arm. Dat is gekomen doordat hij eigelijk steeds de Hitlergroet wil brengen, maar dat natuurlijk niet kan maken, vooral omdat hij zijn hele foute verleden in de oorlog heeft 'gewist', zo heeft de psychiater ontdekt.
De psychiater is overigens bevriend gebleven met Dingelam, omdat deze hem onbedoeld door de oorlog heeft geholpen. Toen hij namelijk op weg was om zich aan te geven als Jood bij het Bevolkingsregister, had Dingelam namelijk tegen hem gezegd: 'Dat zou ik ze maar niet aan hun neus hangen'.
De (nasleep van de) oorlog speelt sowieso een grote rol in het boek. Voor ons eigenlijk al weer onvoorstelbaar ver weg.
De vrouw van Dingelam wordt ook treurig goed geportretteerd. Zij is in intellectueel opzicht zeer de mindere van haar man en weet dat zelf ook drommels goed. Ze maakt er een behoorlijk depressieve indruk door. Dingelam maakt zich ook nogal eens voorstellingen van hoe het geweest zou zijn als hij met een vrouw getrouwd zou zijn die qua intelligentieniveau meer zijn gelijke zou zijn geweest. Maar ja, dat soort vrouwen was voor hem niet voorhanden. Hij moet het met deze doen, die ook nog eens niet goed kan koken, veel te zuinig is om met de mode mee te kunnen doen en altijd deuken in de auto maakt en hem daar nog de schuld van geeft ook als het even kan.
Prachtig is ook het moment waarop de boerenbuurman de professor komt feliciteren. Zijn kado: een haan! Aangezien de professor en zijn vrouw het zonde vinden om de haan op te eten, besluiten ze het beest als huisdier te adopteren. De boerenbuurman is er echter voornamelijk op uit om Dingelam een goedkope lening te ontfutselen.
Ondertussen wordt er door de studenten (pseudo-marxistisch tuig in de ogen van Dingelam) van de universiteit een bezetting van het laboratorium voorbereid. Het universiteitsbestuur (neergezet als een stelletje onbenullen) probeert dit nog te voorkomen, maar dat lukt natuurlijk niet. Dingelam is van dit alles niet op de hoogte, omdat hij onbereikbaar is in z'n buitenhuisje. Bij terugkomst in hun eigen huis worden ze - heerlijk puberaal - bespied door de overburen, een professorenechtpaar dat z'n wekelijkse kaartavondje houdt met enkele collega's. Vele collega's weten niet eens dat hij de Nobelprijs heeft gewonnen, want het nieuws bijhouden, tja, dat doen ze eigenlijk niet.
Naast de universiteit krijgt ook de krant (het nieuwsblad van het noorden) er ook flink van langs van Hermans. De sufferds hebben namelijk de foto van Tamstra, de directeur-hoogleraar, geplaatst bij het artikel over de Nobelprijs. En die foto lijkt ook nog eens op die van een oorlogsmisdadiger. Zeer pijnlijk allemaal.
Die avond verandert het leven van Dingelam al behoorlijk: hij krijgt contact met (de vrouwen van) zijn collega's, belandt in een sexclub, gaat een keer laat naar bed, valt van zijn fiets, kortom, raakt totaal ontregeld. En dat voor een man, die nog nooit de sensatie van het lachen heeft gevoeld en, gewapend met zijn grote kennis, alleen maar in staat was om saaie, dorre colleges te geven.
Aangezien het universiteitsbestuur de bezetting van zijn laboratorium niet hebben kunnen voorkomen, wacht hem aldaar ook niet bepaald een warm onthaal. Ook de huldiging een dag later ontaardt in een complete desillusie. En tot overmaat van ramp loopt de haan ook nog weg, wat zijn vrouw een zenuwinzinking bezorgt. Het boek eindigt met een - door de psychiater gearrangeerde - welverdiende vakantie. In de hoop dat het nog goed komt allemaal.
Right.
De stof die de professor heeft uitgevonden en waar het boek dus om draait, heet N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride Door deze chemische verbinding kunnen 3 zaken worden geregeld: 1. de derde witmaker in wasmiddelen 2.een middel tegen epilepsie 3. stof gebruikt als potentieverhogend middel. Als die stof zou bestaan, want eerlijk gezegd geloof ik daar geen barst van! Maar ik ben dan ook geen scheikundige, eerlijk gezegd verre van. Maar Google vindt 'm ook niet.
Het boek eindigt met een nawoord van ene Prof. Dr. B.J.O. Zomerplaag (een pseudoniem van Hermans). Hierin wordt het volgende gesteld:
'Er moet uitdrukkelijk tegen worden gewaarschuwd ONDER PROFESSOREN te lezen als een sleutelromen, d.w.z. een geschiedenis die nagenoeg echt zo gebeurd is, met personages die echt bestaan onder andere namen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Zelf zou men zich deerlijk vergissen door te denken dat de dorpsuniversiteit waar de geschiedenis speelt, geen andere dan die te Grongingen zou zijn.' Ja, subliem. En nog subliemer: 'het boek werd (in klad) geheel geschreven op de blanco achterzijdenvan gestencilde universitaire mededelingen: nota's, discussienota's, convocaties, programma's, preadviezen, voorlopige preadviezen, voorlopige programma's, verkenningen, voorlopige verkenningen, rondschrijvens, en zo voorts, en zo verder. Al dat kostelijke papier, dat anders vluchtig, of helemaal niet gelezen in de vuilnisbak terecht zou zijn gekomen om het milieu te verontreinigen, is door de schrijver dan toch nog op een heel nuttige manier gebruikt. Dit is het Bestuur van de Rijksuniversiteit te Groningen niet ontgaan en onmiddellijk na Hermans'vertrek heeft het een verordening uitgevaardigd dat het papier voortaan
aan beide zijden moet worden bestencild. Klaarblijkeleijk durft men niet het risico te lopen, dat er nogmaals een roman zal worden geschreven op de achterzijde van eenzijdig gebruikt rijksstencilpapier.' Dodelijk. Heerlijk.