Posts tonen met het label hermans. Alle posts tonen
Posts tonen met het label hermans. Alle posts tonen

zondag 5 juni 2011

Nooit meer slapen

Ik vind het nog steeds leuk om te retrolezen. Mijn meest recente slachtoffer is Nooit meer slapen van Hermans. Onder professoren (en au pair) had ik al gelezen; dit boek is minder hilarisch, maar - met name op het laatst - wel weer spannender. Het doet zelfs enigszins denken aan into the wild of the edge.

En aangezien het hier om een wetenschappelijke expeditie (van een onervaren AiO) gaat, kan Hermans er mooi zijn mening over (de te hoge dunk) van de wetenschappers over zichzelf in kwijt (als je dat maar goed begrijpt. Daardoor zijn de meeste geleerden ook zo karakterloos. En grotendeels hebben ze nooit iets ontdekt dat de vergelijking met de waarheid van Galilei doorstaan kan). Maar ook over het absurde van godsdienst en de idee dat zonen zichzelf de taak opleggen (of opgelegd krijgen) dat ze de tekortkomingen van hun vaders goed moeten maken. Maar op hun eigen manier. En hoe het leven uiteindelijk dan toch een andere wending kan krijgen.

En natuurlijk over veel meer dingen, bijvoorbeeld het vak Grieks:
'Het kan nog erger, zeg ik, hoeveel vakken zijn er niet, waarin niets nieuws meer te ontdekken valt? En nog veel afschuwlijker is het alleen talent te hebben voor iets dat eigenlijk niemand nodig heeft. Zo'n vak als Grieks. Van die vijfhonderd leerlingen op een gymnasium, is er hoogstens één die er belang in stelt, nog twee anderen zijn later dankbaar dat ze er kennis mee hebben gemaakt. De rest kan, als ze de school verlaten, niet eens Homerus vlot lezen en ze hebben er alleen iets van geleerd om het zo gauw mogelijk weer te vergeten. Zo'n leraar Grieks levert de ene generatie af met een gebrekkige kennis van het Grieks, zonder dat hij daar wat aan kan doen. Om het goed te leren is er geen tijd en er is geen tijd omdat niemand het echt nodig heeft. Hoe moet zo'n man z'n zelfrespect behouden?'
 (Het antwoord luidt trouwens: 'door z'n plicht te doen, z'n onbegrijpelijke plicht, die hem is opgelegd door z'n onbegrijpelijke geboorte in een onbegrijpelijke wereld, net als wij allemaal'.)

Het boek, dat in 1966 verschenen is, doet overigens allerminst verouderd aan. Dat merk je bijvoorbeeld door de volgende passage over computers:

'Misschien, zegt Qvigstad, is de tijd nabij, dat men computers kan construeren die intelligenter zijn dan de menselijke hersens, zelfs die van de grootste geleerden. Zulke computers kan men dan de opdracht geven nieuwe computers te ontwerpen die nog intelligenter zijn. Zodra we een computer hebben uitgevonden die problemen bedenken kan zó moeilijk dat zij onmogelijk in enig menselijk brein hadden kunnen opkomen - en als we dan ook nog andere computers hebben die zulke problemen kunnen oplossen - is het einde van de wetenschap aangebroken. Dan wordt de wetenschap een sport. Zoiets als schieten met pijl en boog op een flokloristisch feest, of roeien, of snelwandelen.'
Hoewel wel duidelijk is dat het nog een tijdje moet duren voor Obama president van Amerika is geworden.

'Ik word bevangen door medelijden met de negers, die zelfs als het goed bedoeld is, toch altijd liefst in domme, belachelijke of platvloerse omstandigheden worden betrapt: gillend, krijsend, hossend, met hun ogen rollend, de boel in brand stekend, druipend van zweet op een trompet blazend, elkaar kapotrammend in een boksring, gelijke rechten vragend onder leiding van een dominee, vertegenwoordiger van de godsdienst die ze in de verdrukking houdt. Nooit zie je op de TV of in de krant een zwarte chemicus in een laboratorium, een zwarte kosmonaut, of een neger die rustig gedichten voorleest, en die bestaan toch ook?'
Maar dat is juist wel charmant. De rest van het boek blijft sterk, zeer sterk overeind.

maandag 24 mei 2010

Boek en bieb: au pair over (universiteits)bibliotheek

De hoofdpersoon van het boek Au pair van Hermans uit 1989, dat ik aan het lezen ben, worden interessante vergelijkingen getrokken tussen de Bibliothèque Nationale in Parijs en de Nederlandse bibliotheken. De Nederlandse bibliotheken komen er niet genadig van af en met name de universiteitsbibliotheek van Amsterdam niet, die vergeleken wordt met een lege kippenfokkerij. Over de Parijse bibliotheek is ze echter lyrisch:

Door dit oponthoud kwam ze later bij de ingang van de leeszaal dan ze van plan was geweest. Alle stoelen waren bezet of besproken en ze was genoodzaakt een uur in de rij te staan voor ze een nummer voor een plaats kreeg en naar binnen kon. Toen moest ze ook nog een half uur wachten eer het aangevraagde tijdschriftdeel door de bediende voor haar neergelegd zou worden. Ze verloor veel tijd, maar ze beklaagde zich niet. Met de wetenschap had het niets te maken, want ook in een varkenshok kon je de interessante boeken lezen, maar het hier te doen, in deze prachtige zaal, onder het uit een soort byzantijnse koepeltjes samengestelde plafond, dat op sprietdunne ijzeren zuiltjes rustte, en met de lange, in vakken verdeelde tafels, elk vak genummerd, waaraan op ouderwetse stoeltjes de lezers zaten, hun teksten matig verlicht door een haast antiek lampje met groene kap...dit was geen kwelling.
.......

Hij verschoof zijn stoel een stukje in haar richting.
"Eigenlijk mag je hier helemaal niet praten."
Hij begon aan een lang betoog, achter zijn hand in haar oor geblazen.
"Jij moet nu een tijdje zitten wachten. Ik denk dat je hier nog niet dikwijls bent geweest, of niet geregeld komt. De truc is, je aanvraagpapiertje de vorige dag af te geven en dan ligt het gevraagde boek de volgende dag voor je klaar. Dat kost minder tijd. Maar al zal het tijd kosten. Wat dan nog? In Nederland word je vlug geholpen, als het personeel tenminste niet uit zijn humeur is, maar ik heb hier boeken voor me liggen, die in de meeste Nederlandse bibliotheken niet te vinden zijn. Dus als je niet toevallig in Den Haag woont of in Amsterdam, moet het in Den Haag of Amsterdam voor je aangevraagd worden: in de Koninklijke Bibliotheek of in de Universiteitsbibliotheek van de hoofdstad. De hoofdstad! Heb je de lege kippenfokkerij die daar voor universiteitsbibliotheek doorgaat, wel eens gezien?
Maar goed, tegen dat zo'n boek dan eindelijk komt, en als ze niet bij vergissing het verkeerde deel hebben gestuurd, zijn er drie weken voorbij en weet je nauwelijks meer wat je erin had willen opzoeken, of je hebt je betoog in arren moede maar een beetje veranderd om de gezochte informatie niet meer nodig te hebben. "
Zo zat hij te praten. De kans op een bericht dat het overal uitgeleend was, dan wel helemaal niet werd uitgeleend, mocht bovendien allesbehalve denkbeeldig heten.
Die Fransen! Die hadden toch maar de kunst verstaan een bibliotheek te bouwen op een manier dat het meer dan honderd jaar later nog een genot was er gebruik van te maken, hoe lang je ook moest wachten. Die hoefden hun openbare gebouwen niet om de twindig jaar af te breken om er nog afschuwelijker varkensslachterijen voor in de plaats te zetten, zó miserabel, dat het er eigenlijk niet op aankwam of vandalen alles, de muren, de al heel gauw splinterende tafeltjes en de gebarsten plastic stoeltjes, volkladderden met spuitbussen en viltstiften, zoals thuis. Wat je in een Nederlandse bibliotheek misschien aan tijd won - het was er nooit druk, want niemand ging erheen voor z'n plezier, om daar in de bakstenen nachtmerries uit de provotijd te zitten - dat verloor je weer als je nul op het rekest kreeg. 
Tja. Inmiddels is er een hoop veranderd bij de Nederlandse (universiteits)bibliotheken. Toch?

zaterdag 24 januari 2009

Onder professoren

Ik ben de laatste tijd aan het retrolezen geslagen. Heerlijke bezigheid. Eindelijk die klassiekers lezen die ik nooit gelezen heb. Meestal moeten ze voor mij uit het magazijn gehaald worden.

De afgelopen weken was het de beurt aan Onder professoren van W.F. Hermans. Ik was toevallig door een collega op dit boek opmerkzaam gemaakt en aangezien deze collega meestal goede tips heeft, en onze smaken redelijk overeenkomen, heb ik het maar eens aangevraagd. Ik zou zeggen: een regelrechte aanrader! Je treft het weinig meer aan, die prachtige subtiele humor waarvan het boek doorspekt is.

Het boek schijnt door Hermans uit wraak geschreven te zijn, omdat hij min of meer gedwongen ontslag had genomen bij de universiteit van Groningen, maar ook zonder dat gegeven leest het heerlijk weg.

De plot bestaat eruit dat ene professor Dingelam een Nobelprijs voor de scheikunde heeft gekregen. Die prijs kwam totaal onverwacht en werd met een telegram bij zijn buitenhuis bezorgd, net nadat hij weer eens vloekend en tierend wakker was geworden van de ellende die hij op de universiteit allemaal over zich heenkreeg: een directeur-hoogleraar (onterecht zijn meerdere, volgens hem en vele anderen) die hem constant dwars zat, de democratiseringsgolf, waardoor hij voor z'n gevoel alleen nog maar aan het vergaderen was met een stelletje nitwits die geen ene bal van zijn vak begrepen. En tijdens een van die vergaderingen was hij zijn mooie kamer aan de voorkant van het laboratorium ook nog eens kwijtgeraakt. 'Dat gelazer'! Het liefst zou hij direct ontslag genomen hebben. En op dat moment komt er dus een jongen op een fiets een telegram brengen met de mededeling dat hij de Nobelprijs voor de scheikunde gewonnen heeft. Eigenlijk weten professor Dingelam en zijn vrouw niet zo goed, wat ze er nou mee aanmoeten, met die prijs. Mevrouw Dingelam wil weten hoe groot het geldbedrag nou eigenlijk is, dat aan de prijs verbonden is. Al snel blijkt dat het niet genoeg zal zijn om te gaan rentenieren. Dingelam zal aan die vervloekte universiteit moeten blijven werken. Het nieuws wordt al snel bekendgemaakt op de radio. Een van de vrienden van professor Dingelam, een psychiater, komt hem, nadat hij het nieuws op de radio gehoord heeft, als eerste feliciteren. De psychiater speelt een grappige rol in het verhaal, omdat er door de fragmenten die uit zijn dagboek worden gepresenteerd van veel collega's (hij heeft er heel wat in behandeling) nogal dubieuze feiten aan het licht komen. De eerste is meteen al flink raak. Een collega-professor, schijnt behoorlijk fout geweest in de oorlog. Hij heeft een vervelende tic aan zijn arm. Dat is gekomen doordat hij eigelijk steeds de Hitlergroet wil brengen, maar dat natuurlijk niet kan maken, vooral omdat hij zijn hele foute verleden in de oorlog heeft 'gewist', zo heeft de psychiater ontdekt.

De psychiater is overigens bevriend gebleven met Dingelam, omdat deze hem onbedoeld door de oorlog heeft geholpen. Toen hij namelijk op weg was om zich aan te geven als Jood bij het Bevolkingsregister, had Dingelam namelijk tegen hem gezegd: 'Dat zou ik ze maar niet aan hun neus hangen'.

De (nasleep van de) oorlog speelt sowieso een grote rol in het boek. Voor ons eigenlijk al weer onvoorstelbaar ver weg.

De vrouw van Dingelam wordt ook treurig goed geportretteerd. Zij is in intellectueel opzicht zeer de mindere van haar man en weet dat zelf ook drommels goed. Ze maakt er een behoorlijk depressieve indruk door. Dingelam maakt zich ook nogal eens voorstellingen van hoe het geweest zou zijn als hij met een vrouw getrouwd zou zijn die qua intelligentieniveau meer zijn gelijke zou zijn geweest. Maar ja, dat soort vrouwen was voor hem niet voorhanden. Hij moet het met deze doen, die ook nog eens niet goed kan koken, veel te zuinig is om met de mode mee te kunnen doen en altijd deuken in de auto maakt en hem daar nog de schuld van geeft ook als het even kan.

Prachtig is ook het moment waarop de boerenbuurman de professor komt feliciteren. Zijn kado: een haan! Aangezien de professor en zijn vrouw het zonde vinden om de haan op te eten, besluiten ze het beest als huisdier te adopteren. De boerenbuurman is er echter voornamelijk op uit om Dingelam een goedkope lening te ontfutselen.

Ondertussen wordt er door de studenten (pseudo-marxistisch tuig in de ogen van Dingelam) van de universiteit een bezetting van het laboratorium voorbereid. Het universiteitsbestuur (neergezet als een stelletje onbenullen) probeert dit nog te voorkomen, maar dat lukt natuurlijk niet. Dingelam is van dit alles niet op de hoogte, omdat hij onbereikbaar is in z'n buitenhuisje. Bij terugkomst in hun eigen huis worden ze - heerlijk puberaal - bespied door de overburen, een professorenechtpaar dat z'n wekelijkse kaartavondje houdt met enkele collega's. Vele collega's weten niet eens dat hij de Nobelprijs heeft gewonnen, want het nieuws bijhouden, tja, dat doen ze eigenlijk niet.

Naast de universiteit krijgt ook de krant (het nieuwsblad van het noorden) er ook flink van langs van Hermans. De sufferds hebben namelijk de foto van Tamstra, de directeur-hoogleraar, geplaatst bij het artikel over de Nobelprijs. En die foto lijkt ook nog eens op die van een oorlogsmisdadiger. Zeer pijnlijk allemaal.

Die avond verandert het leven van Dingelam al behoorlijk: hij krijgt contact met (de vrouwen van) zijn collega's, belandt in een sexclub, gaat een keer laat naar bed, valt van zijn fiets, kortom, raakt totaal ontregeld. En dat voor een man, die nog nooit de sensatie van het lachen heeft gevoeld en, gewapend met zijn grote kennis, alleen maar in staat was om saaie, dorre colleges te geven.

Aangezien het universiteitsbestuur de bezetting van zijn laboratorium niet hebben kunnen voorkomen, wacht hem aldaar ook niet bepaald een warm onthaal. Ook de huldiging een dag later ontaardt in een complete desillusie. En tot overmaat van ramp loopt de haan ook nog weg, wat zijn vrouw een zenuwinzinking bezorgt. Het boek eindigt met een - door de psychiater gearrangeerde - welverdiende vakantie. In de hoop dat het nog goed komt allemaal. Right.

De stof die de professor heeft uitgevonden en waar het boek dus om draait, heet N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride Door deze chemische verbinding kunnen 3 zaken worden geregeld: 1. de derde witmaker in wasmiddelen 2.een middel tegen epilepsie 3. stof gebruikt als potentieverhogend middel. Als die stof zou bestaan, want eerlijk gezegd geloof ik daar geen barst van! Maar ik ben dan ook geen scheikundige, eerlijk gezegd verre van. Maar Google vindt 'm ook niet.


Het boek eindigt met een nawoord van ene Prof. Dr. B.J.O. Zomerplaag (een pseudoniem van Hermans). Hierin wordt het volgende gesteld:

'Er moet uitdrukkelijk tegen worden gewaarschuwd ONDER PROFESSOREN te lezen als een sleutelromen, d.w.z. een geschiedenis die nagenoeg echt zo gebeurd is, met personages die echt bestaan onder andere namen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Zelf zou men zich deerlijk vergissen door te denken dat de dorpsuniversiteit waar de geschiedenis speelt, geen andere dan die te Grongingen zou zijn.' Ja, subliem. En nog subliemer: 'het boek werd (in klad) geheel geschreven op de blanco achterzijdenvan gestencilde universitaire mededelingen: nota's, discussienota's, convocaties, programma's, preadviezen, voorlopige preadviezen, voorlopige programma's, verkenningen, voorlopige verkenningen, rondschrijvens, en zo voorts, en zo verder. Al dat kostelijke papier, dat anders vluchtig, of helemaal niet gelezen in de vuilnisbak terecht zou zijn gekomen om het milieu te verontreinigen, is door de schrijver dan toch nog op een heel nuttige manier gebruikt. Dit is het Bestuur van de Rijksuniversiteit te Groningen niet ontgaan en onmiddellijk na Hermans'vertrek heeft het een verordening uitgevaardigd dat het papier voortaan aan beide zijden moet worden bestencild. Klaarblijkeleijk durft men niet het risico te lopen, dat er nogmaals een roman zal worden geschreven op de achterzijde van eenzijdig gebruikt rijksstencilpapier.' Dodelijk. Heerlijk.