Midden in de winter liepen mijn buurvrouw en ik met de hond langs de dijk. Vanaf de dijk zagen we een veldje dat bewerkt leek te worden voor iets; tuintjes wellicht? Voorheen liepen hier koeien.
We liepen er heen en gingen eens navraag doen. Ja, inderdaad, men was daar de grond aan het prepareren voor het aanleggen van volkstuintjes. De vorige tuintjesoase moest namelijk opgeheven worden in verband met de komst van huizen en nu werd die hierheen verplaatst. O, wat leuk! Zouden wij ook een tuintje kunnen nemen? Dat moesten we maar eens navragen bij de Lente Aarde, want zo heet de volkstuinvereniging in Lent.
En warempel, men had nog drie percelen over. We mochten zelf kiezen welke we wilden; dat was op de plattegrond aangegeven. Ehhh, doe maar perceel 30 dan, een soort van blind kiezen, want we hadden geen idee van wat een gunstig gelegen stukje grond was, de beste stukjes waren sowieso al vergeven, schatten we zo in. En na betaling van borg en inschrijfgeld waren we dus ineens trotse bezitters van een volkstuintje.
En toen? Niks, want het was winter. Maar langzaam werd het lente en konden we aan de slag. Het was precies de tijd dat het coronavirus om zich heen aan het grijpen was. Niet dat wij daar last van hadden - integendeel: we hadden lekker wat om handen nu we toch geen uitstapjes konden maken. Spitten in plaats van festivallen, ook wel eens gezond!
Enfin, al gauw hadden we een plan voor ons tuintje gemaakt en de benodigde spullen daarvoor gekocht: een mooi kersenboompje met houtsnippers daaromheen in het midden. Van daaruit zouden we in stervorm verder werken. Geen saaie bedjes, maar meer een soort vrolijk festivaltuintje. Met groenten én bloemen.
Wij met de plattegrond op de telefoon naar het volkstuinencomplex toe. Ja, hier moet het zijn. Spitten, planten en strooien maar!
De volgende dag keerden we terug en wie schetst onze verbazing? Een of andere man was bezig ons tuintje verder om te spitten. 'Wat aardig van u, maar dit is ons tuintje!' 'Nee hoor, van ons. Toch, kinderen?' 'Ja, hier was mamma ook bezig vorige week'. Nou, dan had mamma niet veel gedaan, want we zagen geen sporen van verrichte werkzaamheden.
Tja, wat nu? Wie had er nou gelijk? Het plattegrondje bood geen uitsluitsel, het was een onduidelijk plattegrondje en er stond nergens een nummering bij de percelen.
Lekker dan.
Aangezien we de dagen daarop geen beweging meer zagen in ons tuintje, namen we aan dat de man zich vergist had. Natuurlijk, hoe kon hij zo dom zijn! Ondertussen waren we hem wel dankbaar dat hij een lastig stukje van onze tuin had omgespit, maar aangezien noch hij, noch zijn vrouw, noch zijn kinderen zich lieten zien, konden we hem niet bedanken.
En ineens zat er een berichtje in onze mailbox. Van de coördinator van het volkstuitjesncomplex. Waarom we zo brutaal waren geweest om ons het tuintje van onze buren toe te eigenen. Oei! De volgende ochtend om 10 uur werden we op het complex verwacht om het geschil op te lossen. Zou de rijdende rechter al ingeschakeld zijn, vroegen wij ons angstig af. Met hangende pootjes, maar toch nog overtuigd van ons gelijk, verschenen we op de afgesproken tijd bij ons (?) tuintje. Het bleek perceel nummer 31 te zijn, toch niet het onze dus. Het onze, perceel 30, lag er naast, maar daar stond al een boompje op. Alvast voor de sier overgebracht van het vorige tuintjescomplex, bleek later. Ja, wisten wij veel, er was niets ingetekend op het plattegrondje. Mooi, dank u wel, maar wij hebben dus al een boompje in het tuintje geplant dat blijkbaar niet het onze was. En redelijk wat omgespit, een houtsnipperpatroon aangelegd en bloemenmengsel gestrooid. 'Wij eisen dat dat na het weekend van ons tuintje verdwenen is', zeiden onze buren, nog steeds een beetje landjepikkers in onze ogen.
'We zouden ook gewoon kunnen ruilen, opperden we. De stukjes land zijn precies even groot en liggen even ver van het pad en de waterpunten.' Maar daar kon natuurlijk geen sprake van zijn, want anders raakte de hele administratie in de war en onze buren hadden nu eenmaal hun zinnen gezet op perceel nummer 31 en niets anders dan 31.
Okay, we hadden toch niets beters te doen (geen festivals, geen verjaardagen, gelukkig nog wel bewegingsvrijheid door het intelligente bestuur van 'onze Mark'), dus we hebben het weekend maar benut om onze schatten over te poten.
Het is een mooi tijdverdrijf, zo'n volkstuintje.