Bij ons in de UB hebben we een (relatief) nieuwe rubriek op het intranet: 'n boek naar mijn hart, waarin medewerkers uit de doeken doen met welk boek ze 'iets' hebben; hieronder mijn bijdrage:
Iedereen heeft er wel een: zo'n (UB-)boek waar je een speciale band mee hebt. Omdat je het in één adem hebt uitgelezen. Of omdat er een boeiende anekdote achter zit. Elke week zetten we een zo'n boek en zijn lezer in de spotlights. Deze week Monique Schoutsen met De verborgen geschiedenis van Donna Tartt.
‘Het enige boek dat ik zó spannend vond dat ik het zelfs niet weg kon leggen als ik naar de WC ging, is De verborgen geschiedenis van Donna Tartt.
Ik kan me nog herinneren dat ik het twintig jaar geleden op mijn verzoek van mijn vrienden en medestudenten kreeg voor mijn verjaardag; ze hebben er allemaal iets in geschreven, wat maakt dat ik dat exemplaar nooit weg zal gooien.
Het boek was destijds – we spreken over begin jaren ’90 -mateloos populair. Het was dan ook net uit. Zelf kopen was toen te duur voor een student en bij de bibliotheek was het of nog niet te leen, of er bestond een wachtlijst voor van drie jaar of meer voor, en dat gold ook voor de exemplaren van de medestudenten die het geluk hadden dat ze het al hadden.
Het begint als volgt: Zou er buiten de literatuur zoiets bestaan als ‘de fatale fout’, die opvallende donkere barst die dwars door een leven loopt? Vroeger meende ik van niet. Nu meen ik van wel. En ik denk dat dit de mijne is: een morbide verlangen naar het pittoreske, koste wat het kost.
Dat zet meteen de toon van het boek, waarvan de proloog begint met De sneeuw in de bergen begon te smelten en Bunny was al weken dood voordat we de ernst van onze situatie begonnen in te zien.
Literatuur, dood, schoonheid, tragiek: wat wil een mens nog meer?
Bovendien blijkt al gauw dat de hoofdpersoon van het verhaal, een jongen van eenvoudige komaf, klassieke talen, of wat preciezer, Oudgrieks, gaat studeren. Dat schiep meteen een band tussen mij en de protagonist. Hij wordt toegelaten tot een exclusief groepje excentrieke en excellente studenten met een voorliefde voor Dionysos aan een prestigieuze universiteit.
Deze medestudenten typeert hij als volgt: Ze hadden allemaal iets kils en wreeds over zich, een wrede gekunstelde charme die verre van modern was en de vreemde koele sfeer van de klassieke wereld ademde: ze waren schitterende creaturen, die ogen, die handen, die blikken.
Oké, daar begint het af te wijken van mijn leven en wordt het spannend.
Ik weet nog dat ik destijds het eerste deel van het boek veel mooier vond dan het tweede, maar bij herlezing een paar jaar geleden vond ik beide delen even mooi. En dat is nou net het mooie van boeken: dat je met ze mee kunt groeien.'
‘Het enige boek dat ik zó spannend vond dat ik het zelfs niet weg kon leggen als ik naar de WC ging, is De verborgen geschiedenis van Donna Tartt.
Ik kan me nog herinneren dat ik het twintig jaar geleden op mijn verzoek van mijn vrienden en medestudenten kreeg voor mijn verjaardag; ze hebben er allemaal iets in geschreven, wat maakt dat ik dat exemplaar nooit weg zal gooien.
Het boek was destijds – we spreken over begin jaren ’90 -mateloos populair. Het was dan ook net uit. Zelf kopen was toen te duur voor een student en bij de bibliotheek was het of nog niet te leen, of er bestond een wachtlijst voor van drie jaar of meer voor, en dat gold ook voor de exemplaren van de medestudenten die het geluk hadden dat ze het al hadden.
Het begint als volgt: Zou er buiten de literatuur zoiets bestaan als ‘de fatale fout’, die opvallende donkere barst die dwars door een leven loopt? Vroeger meende ik van niet. Nu meen ik van wel. En ik denk dat dit de mijne is: een morbide verlangen naar het pittoreske, koste wat het kost.
Dat zet meteen de toon van het boek, waarvan de proloog begint met De sneeuw in de bergen begon te smelten en Bunny was al weken dood voordat we de ernst van onze situatie begonnen in te zien.
Literatuur, dood, schoonheid, tragiek: wat wil een mens nog meer?
Bovendien blijkt al gauw dat de hoofdpersoon van het verhaal, een jongen van eenvoudige komaf, klassieke talen, of wat preciezer, Oudgrieks, gaat studeren. Dat schiep meteen een band tussen mij en de protagonist. Hij wordt toegelaten tot een exclusief groepje excentrieke en excellente studenten met een voorliefde voor Dionysos aan een prestigieuze universiteit.
Deze medestudenten typeert hij als volgt: Ze hadden allemaal iets kils en wreeds over zich, een wrede gekunstelde charme die verre van modern was en de vreemde koele sfeer van de klassieke wereld ademde: ze waren schitterende creaturen, die ogen, die handen, die blikken.
Oké, daar begint het af te wijken van mijn leven en wordt het spannend.
Ik weet nog dat ik destijds het eerste deel van het boek veel mooier vond dan het tweede, maar bij herlezing een paar jaar geleden vond ik beide delen even mooi. En dat is nou net het mooie van boeken: dat je met ze mee kunt groeien.'
2 opmerkingen:
Ooit ben ik erin begonnen, De verborgen geschiedenis, maar raakte verstrikt in alle namen. Maar het boek nodigt me nog steeds uit het weer eens op te pakken, want ik ben brandnieuwsgierig naar het hele verhaal.
Ha Leendert, gewoon doen! Ik weet zeker dat je er geen spijt van zult hebben!
Een reactie posten