En het grappige is dat de lezer over die personages (zogenaamed geïnterviewd door een bewonderaar van Coetzee die de goede man nog nooit gezien of gesproken heeft) eigenlijk bijna nog meer te weten komt dan over Coetzee zelf.
De beschreven periode is de tijd dat Coetzee vanuit Amerika naar Zuid-Afrika teruggekeerd is, onder andere om voor zijn vader te zorgen. Erg goed kunnen ze niet met elkaar overweg, maar ze delen bij gebrek aan beter (lees: geld) toch een arbeidershuisje samen. Tijdens de' interviews' met de bekenden uit Coetzees omgeving (waaronder enkele minnaressen die dat niet met hart en ziel waren) blijkt dat dit niet Coetzees gelukkigste periode in zijn leven is. Sowieso blinkt hij niet uit in sociaal gedrag, maar tijdens deze periode wordt het hem wel heel erg moeilijk gemaakt. Hij ergert zich kapot aan de apartheid en de sociale ongelijkhedi die daaruit voortvloeit. Noch blank, noch zwart profiteert van dit regime.
En wat het lot van de christelijke beschaving in Arfika betreft, daar hebben ze nooit een minuut van wakker gelegen. En dit - dit! - zijn de mannen onder wier vuile duim hij leeft!Naast de interviews zijn er ook dagboekfragmenten in het boek opgenomen, evenals toevoegingen van de 'biograaf'. Ronduit ontroerend zijn de laatste paar fragmenten over de laatste dagen van zijn vader. Die hakken erin. Niet een moment om je op je gemak bij te voelen. En zich op zijn gemak voelen, dat is nou juist een van Coetzees minst sterk ontwikkelde karaktertrekken:
Voelde hij zich bij iemand op zijn gemak? Hij was geen op-zijn-gemakmens, als je dat zo zeggen kunt. Hij ontspande nooit. Dat heb ik met mijn eigen ogen gezien. Dus: voelde hij zich op zijn gemak bij zwarten? Nee. Hij voelde zich niet op zijn gemak bij mensen die zich op zijn gemak voelden. Het gemak van anderen gaf hem een ongemakkelijk gevoel.En soms is dat nog herkenbaar ook!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten