En aangezien het hier om een wetenschappelijke expeditie (van een onervaren AiO) gaat, kan Hermans er mooi zijn mening over (de te hoge dunk) van de wetenschappers over zichzelf in kwijt (als je dat maar goed begrijpt. Daardoor zijn de meeste geleerden ook zo karakterloos. En grotendeels hebben ze nooit iets ontdekt dat de vergelijking met de waarheid van Galilei doorstaan kan). Maar ook over het absurde van godsdienst en de idee dat zonen zichzelf de taak opleggen (of opgelegd krijgen) dat ze de tekortkomingen van hun vaders goed moeten maken. Maar op hun eigen manier. En hoe het leven uiteindelijk dan toch een andere wending kan krijgen.
En natuurlijk over veel meer dingen, bijvoorbeeld het vak Grieks:
'Het kan nog erger, zeg ik, hoeveel vakken zijn er niet, waarin niets nieuws meer te ontdekken valt? En nog veel afschuwlijker is het alleen talent te hebben voor iets dat eigenlijk niemand nodig heeft. Zo'n vak als Grieks. Van die vijfhonderd leerlingen op een gymnasium, is er hoogstens één die er belang in stelt, nog twee anderen zijn later dankbaar dat ze er kennis mee hebben gemaakt. De rest kan, als ze de school verlaten, niet eens Homerus vlot lezen en ze hebben er alleen iets van geleerd om het zo gauw mogelijk weer te vergeten. Zo'n leraar Grieks levert de ene generatie af met een gebrekkige kennis van het Grieks, zonder dat hij daar wat aan kan doen. Om het goed te leren is er geen tijd en er is geen tijd omdat niemand het echt nodig heeft. Hoe moet zo'n man z'n zelfrespect behouden?'(Het antwoord luidt trouwens: 'door z'n plicht te doen, z'n onbegrijpelijke plicht, die hem is opgelegd door z'n onbegrijpelijke geboorte in een onbegrijpelijke wereld, net als wij allemaal'.)
Het boek, dat in 1966 verschenen is, doet overigens allerminst verouderd aan. Dat merk je bijvoorbeeld door de volgende passage over computers:
'Misschien, zegt Qvigstad, is de tijd nabij, dat men computers kan construeren die intelligenter zijn dan de menselijke hersens, zelfs die van de grootste geleerden. Zulke computers kan men dan de opdracht geven nieuwe computers te ontwerpen die nog intelligenter zijn. Zodra we een computer hebben uitgevonden die problemen bedenken kan zó moeilijk dat zij onmogelijk in enig menselijk brein hadden kunnen opkomen - en als we dan ook nog andere computers hebben die zulke problemen kunnen oplossen - is het einde van de wetenschap aangebroken. Dan wordt de wetenschap een sport. Zoiets als schieten met pijl en boog op een flokloristisch feest, of roeien, of snelwandelen.'Hoewel wel duidelijk is dat het nog een tijdje moet duren voor Obama president van Amerika is geworden.
'Ik word bevangen door medelijden met de negers, die zelfs als het goed bedoeld is, toch altijd liefst in domme, belachelijke of platvloerse omstandigheden worden betrapt: gillend, krijsend, hossend, met hun ogen rollend, de boel in brand stekend, druipend van zweet op een trompet blazend, elkaar kapotrammend in een boksring, gelijke rechten vragend onder leiding van een dominee, vertegenwoordiger van de godsdienst die ze in de verdrukking houdt. Nooit zie je op de TV of in de krant een zwarte chemicus in een laboratorium, een zwarte kosmonaut, of een neger die rustig gedichten voorleest, en die bestaan toch ook?'Maar dat is juist wel charmant. De rest van het boek blijft sterk, zeer sterk overeind.
3 opmerkingen:
Vervang 'Nooit zie je ze....' door 'Zelden zie je ze...' en de voorspellende gaven van WF staan niet meer ter discussie. En dat na bijna een halve eeuw! Zegt trouwens misschien meer over de media.
Reden genoeg om de 17e naar Den Haag te gaan, alwaar WFH in het letterkundig museum wordt geeerd?
@ Dyon: daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben!
@ Katharina: absoluut aantrekkelijk (alleen jammer dat mijn vrije dag niet meer op vrijdag is (en jij bent er dan niet bij; dan is het zo veel ongezelliger...)
Een reactie posten